This paper advances our understanding of the spatial dimension of productivity by investigating the link between subnational governance arrangements and urban labour productivity. It presents a detailed study of the direct and indirect effects of decentralisation (local autonomy), government quality and fragmentation and empirically demonstrates the need for a comprehensive approach when considering the effects of governance-related characteristics on regional economic outcomes. Multilevel analysis of data for Functional Urban Areas (FUAs) in Europe during 2003-2014 suggests that labour productivity tends to be higher in regions with higher quality of government. Productivity, on average, is lower in more decentralised countries. However, under "the right" conditions (high quality of government and low fragmentation), decentralisation is positively linked to productivity. Overall, cities with high levels of government quality and local autonomy but low horizontal fragmentation tend to be the most productive.

This dissertation studies the relationship between local governments and their local economic system. It is motivated by the increased transfer of power from central and regional government to local governments. The economic effects of this increase in local governmental power remain highly debated and the empirical evidence is still mixed. This dissertation adds new insights to the debate on the economic impacts of local governments by taking a detailed empirical approach. The main research question is: To what extent, and in what ways, do local governments contribute to local economic development?Answers to the research question are provided through four chapters, which seek to empirically examine, in great and novel detail, how the structure and fiscal composition of local governments affect local economic performance.The empirical analyses start by entering the debate on decentralization, shedding a light on the economic effects of the increased transfer of power to local governments through detailed analyses. It makes the argument that the economic effects of decentralization are contingent on the quality of local governments, as well as the opposite argument, that the economic effects of the quality of local government is contingent on the degree of decentralization. Empirical analyses on European cities show that cities with high local autonomy, high quality of government, and low horizontal fragmentation are best performing. Furthermore, empirical analyses show that organizational autonomy, policy scope, discretion and vertical autonomy are most important for generating positive economic effects.

No abstract

Dr. Ward Rauws van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen (Rijksuniversiteit Groningen) groeide op in Lelystad, een nieuwe stad welke rechtstreeks van de tekentafel van planners ontstaan is. Ondanks het feit dat er af en toe toch enig kritiek is op de plannen zoals die zijn uitgewerkt in Lelystad, heeft Rauws altijd een goede band gehad met de leefomgeving waar hij opgroeide als klein jongetje. Hij vertelde het verhaal over zijn fascinatie voor planologie en stedelijke ontwikkeling tijdens de introductie van het ruimtelijk verkiezingsdebat van 28 februari 2017.Op die dag stonden de Nederlandse Tweede Kamerverkiezingen voor even volledig in het teken van ruimtelijke vraagstukken bij het Ruimtelijk Verkiezingsdebat, georganiseerd door het Groninger Dispuut der Planologen Ekistics, de Provincie Groningen en de Gemeente Groningen. VVD, CDA, GroenLinks, SP, D66 en PvdA stuurden allen een afgevaardigde om de partij te vertegenwoordigen. Er was duidelijk grote interesse, getuige het feit dat het evenement al ruim van te voren was uitverkocht. Het spektakel vond plaats in de prachtige aula van het Academiegebouw in Groningen. Op elke stoel lag een stemkastje waar gedurende de avond veelvuldig gebruik van gemaakt zou worden. De avond stond onder leiding van Joost Karhof, bekend van onder andere Nieuwsuur. Het beloofde een interessante avond te worden, waarin praktische oplossingen voor ruimtelijke vraagstukken besproken werden.Het debat opende met een vraagstuk over de transitie naar duurzame energie, waarbij al snel de aanval op de VVD geopend werd vanuit de andere partijen. André Bosman van de VVD ging dan ook een zware avond tegemoet, maar gaf zelf aan als oudpiloot van de Koninklijke Luchtmacht wel voor hetere vuren te hebben gestaan. Verschillende oplossingen voor de transitie naar duurzame energie kwamen aan bod, zoals het rekeningrijden, verpakkingsbelasting, en het sluiten van kolencentrales. De VVD was van mening dat dergelijke maatregelen om verschillende redenen niet reëel zijn. Met rekeningrijden en verpakkingsbelasting zou men de werkende en consumerende bevolking enkel 'pesten'. Verder zou het sluiten van de kolencentrales in Nederland leiden tot het openen van 'smerigere kolencentrales' op andere plekken in Europa, dus in het gehele plaatje minder duurzaam. Hiertegenover zag de VVD graag de 'intelligente mensen van ons land' met slimme technische oplossingen komen zodat wij op eenzelfde manier kunnen blijven consumeren, maar minder gaan uitstoten. Het publiek koos voor CDA'er Harry van der Molen als winnaar van de eerste ronde.Nu was het tijd voor de één op één debatten waarin iets meer diepgang gezocht kon worden. Het publiek mocht per stelling aangeven welke partij zij het liefst zag debatteren. De eerste stelling over mobiliteit ging tussen D66 en de VVD. D66 werd vertegenwoordigd door haar nummer 2, Stientje van Veldhoven,, waar de VVD haar nummer 24 van de lijst stuurde. Andere partijen kozen voor kandidaten tussen de nummers 6 en 9. De stelling luidde: "uitbreiding van het weggennet moet geflankeerd ...