1995
DOI: 10.1007/bf03060123
|View full text |Cite
|
Sign up to set email alerts
|

Paniekmanagement en exposure in vivo bij paniekstoornis met agorafobie

Abstract: VTwee mensen wil ik speciaal bedanken. Allereerst Bobby Kernkamp. Zonder hem zou dit proefschrift er nooit zijn gekomen. Het begon als een aardigheidje om, werkend bij verschillende werkgevers, toch te kunnen samenwerken. Bobby, al zo dikwijls gewend om 'groter' te denken dan ik, maakte het tot een wetenschappelijk onderzoek waarop wij gezamenlijk zouden promoveren. Om het project niet uit de hand te laten lopen moesten we besluiten, veel later en in vriendschappelijk overleg, dat het werk gescheiden zou worde… Show more

Help me understand this report

Search citation statements

Order By: Relevance

Paper Sections

Select...
1

Citation Types

0
0
0
3

Year Published

1995
1995
2005
2005

Publication Types

Select...
4
1

Relationship

2
3

Authors

Journals

citations
Cited by 5 publications
(3 citation statements)
references
References 141 publications
(262 reference statements)
0
0
0
3
Order By: Relevance
“…Voor de paniekstoornis, al of niet met agorafobie, zijn effectieve behandelingen ontwikkeld (De Beurs & Van Widenfelt, 2004;Korrelboom, 1995;Van Balkom, Van Oppen, & Van Dyck, 2000). Diverse onderzoekers claimen succespercentages van 60 a`70% of soms nog hoger, maar dat betekent nog altijd dat een niet onaanzienlijke groep onvoldoende opknapt.…”
Section: Inleidingunclassified
“…Voor de paniekstoornis, al of niet met agorafobie, zijn effectieve behandelingen ontwikkeld (De Beurs & Van Widenfelt, 2004;Korrelboom, 1995;Van Balkom, Van Oppen, & Van Dyck, 2000). Diverse onderzoekers claimen succespercentages van 60 a`70% of soms nog hoger, maar dat betekent nog altijd dat een niet onaanzienlijke groep onvoldoende opknapt.…”
Section: Inleidingunclassified
“…Bij een klachtgerichte, geprotocolleerde behandeling van agorafobici bleek in de beginfase van de therapie geen enkele samenhang te bestaan tussen het oordeel van patie¨nten over de kwaliteit van de therapeutische relatie en dat van therapeuten. Aan het einde van de therapie was deze samenhang slechts matig (Korrelboom, 1995).Een derde probleem betreft het tijdstip waarop de kwaliteit van de therapeutische relatie moet worden vastgesteld. Enerzijds moet er voldoende gelegenheid zijn geweest om een therapeutische relatie tot ontwikkeling te laten komen, anderzijds kan een relatief late bepaling van het oordeel gemakkelijk worden beı¨nvloed door de resultaten die tot dat moment op klachtniveau door de behandeling tot stand zijn gebracht.…”
unclassified
“…Ondanks de successen van klachtgerichte interventies kan een deel van de patie¨nten nog steeds onvoldoende met gedragstherapie worden geholpen. De indruk bestaat dat klachtgerichte interventies minder effectief zijn bij patie¨n-ten met wie het moeilijk is een goede therapeutische relatie aan te gaan (Korrelboom, 1995). Verbetering van de kwaliteit van de therapeutische relatie biedt daarom mogelijkheden om ook dergelijke moeilijke patie¨nten beter te behandelen.…”
unclassified