De organisatie in een huisartsenpraktijk is net zo simpel als die in een gewone huishouding met twee kindertjes. Onze oma's hadden wel tien kinderen en kregen die zonder verbeterprojecten allemaal groot. Hoeveel valt er dan eigenlijk te managen in een twee-, drie-of viermanspraktijk? Merkwaardig dat een NHG-congres dat op de presentatie van de Toekomstvisie volgt, toch geheel gewijd is aan de praktijkorganisatie. Drastische veranderingen in de wereld om ons heen maken het blijkbaar noodzakelijk dat we onze aandacht vooral richten op het vernieuwen van de praktijkorganisatie. Het plezier in het werk dat velen verloren zouden hebben of dreigen te verliezen, zou weer terugkomen als we de handen maar uit de mouwen steken en 'innoverende veranderingen in de praktijkorganisatie' doorvoeren. Vorige maand betoogden Verstappen en Hobma dat en begin dit jaar hield ook Achterbergh al een pleidooi voor een andere organisatie.1,2 De laatste jaren lijkt de aandacht voor allerlei aspecten van praktijkvoering fors toe te nemen. H&W krijgt geregeld manuscripten aangeboden waarin verslag wordt gedaan van een project over praktijkvoering of bepaalde onderdelen daarvan. Van der Werf en De Haan geven in dit nummer een overzicht van de thema's op het gebied van praktijkvoering die sinds 1957 in Huisarts en Wetenschap opgedoken zijn.3 Praktijkvoering blijkt een veelomvattend begrip: de praktijkorganisatie, de financiering, de administratie, categorale spreekuren, preventieve activiteiten, de taakstelling van de praktijkassistente, maar ook kwaliteitsverbeterprojecten kunnen onder de noemer praktijkvoering geschaard worden. Eigenlijk vallen alleen medisch-inhoudelijke aspecten en de arts-patie¨ntcommunicatie erbuiten. Waarom sommige onderwerpen opeens op het toneel verschijnen, in de mist oplossen en tien jaar later opeens weer opduiken, blijft onduidelijk. Zij besluiten hun artikel met de uitspraak dat een wetenschappelijke discussie op het gebied van de praktijkvoering noodzakelijk is. Als praktijkvoering tussen scalpel en automatisering, tussen zorg voor specifieke groepen en werkgeversschap zwalkt, dan is het de vraag waarover die wetenschappelijke discussie zou moeten gaan: over het raakvlak met de medisch-inhoudelijke kant van de zorg of over het pure regelwerk? We willen in dit commentaar wel een voorzetje geven.Veel projecten op het gebied van de praktijkvoering gaan uit van een vaak niet expliciet gemaakte gedachte dat verbetering van praktijkvoering tot verbetering van de kwaliteit van de zorg leidt. Maar wat verstaan die verbeteraars onder kwaliteit van zorg? Is er pas sprake van verbetering van de kwaliteit als de gezondheid van de patie¨nt er op vooruitgaat? Is verbetering van zorg het efficie¨nt verlenen van zorg en het bestaan van korte wachtlijsten? Of is het ook al goed als patie¨nten meer tevreden zijn? Als we er voor het gemak van uitgaan dat deze drie omschrijvingen van kwaliteitsverbetering goede uitkomstmaten zijn, dan is de vraag in hoeverre kwaliteitsverbeterprojecten de beoogde doelen halen. Grote projecten zoal...