Samenvatting De laatste decennia hebben onderzoekers getracht om variabelen op te sporen die mogelijk bepalend waren voor suı¨cidaal gedrag. Op basis van deze variabelen hebben zij suı¨cidepredictieschalen ontwikkeld om door middel hiervan personen te identificeren die een hoger risico lopen op suı¨cide. Zowel de korte schaal van Pallis, Barraclough, Levey, Jenkins en Sainsbury (1982) als de lange schaal (Pallis, Gibbons & Pierce, 1984) hebben een zeer gunstige sensitiviteit en specificiteit. In twee Nederlandse ziekenhuizen is een prospectief onderzoek gedaan waarbij de lange schaal van Pallis, samen met vragenlijsten rond depressie, hopeloosheid, letaliteit van de huidige poging, interactioneel probleemoplossend vermogen en belangrijke levensgebeurtenissen, werd afgenomen bij 27 suı¨cidepogers. De variabele suı¨cide-intentie, die door Pallis et al. (1984) als predictor werd aanbevolen, werd ook in dit onderzoek opgenomen. Een jaar na het afnemen van deze vragenlijsten heeft er een follow-up plaatsgevonden waarin is nagegaan of er daadwerkelijk suı¨cide is voorgevallen. Geconcludeerd kon worden dat de onderzoeksgroep werd gekenmerkt door een relatief hoog suı¨ciderisico en een hoge mate van depressiviteit en hopeloosheid. De gemiddelde letaliteit van de poging was lager dan verwacht en het interactioneel probleemoplossend vermogen erg laag. De suı¨cide-intentie bleek onder mannelijke suı¨cidepogers aanzienlijk hoger te zijn dan onder vrouwelijke. Uit de follow-up na een jaar bleek dat e´e´n patie¨nt, in overeenstemming met het voorspelde suı¨ciderisico, suı¨cide had gepleegd. Suı¨-cide-intentie en de combinatie tussen suı¨cide-intentie en suı¨ciderisico bleken de beste predictorvariabelen voor feitelijke suı¨cide.