InleidingDe status van de psychotherapie staat al sinds het optreden van haar eerste beoefenaars ter discussie. Voortdurend komt daarbij naar voren dat de psychotherapeut zich in een spanningsveld bevindt. Enerzijds is de psychotherapeut een hulpverlener, die reageert op de praktische noden van medemensen en hen steunt bij het zoeken naar een uitweg uit hun problemen. Anderzijds baseert hij zijn werk op theoretische inzichten in de aard van psychologische problemen en wetenschappelijk onderzoek naar de werkzaamheid van therapeutische activiteiten. Op dit punt verschilt de psychotherapie overigens niet van andere vormen van hulpverlening, zoals de geneeskunde, de verpleging of het maatschappelijk werk. Ook daar probeert men recht te doen aan praktische betrokkenheid enerzijds en wetenschappelijke distantie anderzijds. En ook daar leidt dit tot problemen, omdat lang niet altijd duidelijk is hoe de eis van praktisch engagement verbonden moet worden met die van wetenschappelijke degelijkheid.De psychotherapie bevindt zich niet alleen in een spanningsveld vergelijkbaar met dat van andere vormen van hulpverlening, ze ziet zich ook geconfronteerd met aanspraken van die concurrerende disciplines, die ofwel ouder zijn ofwel een hechtere basis hebben in het academisch bestel.