Korte schets vau de Bezittingen der Nederlandsche Oost-Tndisehe maatschappij , benevens eene beschrijving van liet koningrijk Jacatra en der stad Batavia door mr. J. C. M. Radennacher en mr. W. van Hogendorp.Berigt en nader berigt nopens den aard der kinderziekte te Batavia; in hoe ver men met de inenting gevorderd is, en wat daarbij is waargenomen door J. van der Steege.Over de bereiding van eene soort van katoen, uit deu pisaiigboom, door J. II. Paringamv.Register der geslachten van de drie rijken der natuur door mr. J. C. M. Radermaclier.Berigt van de proefnemingen met den door kunst gemaakten magneet door J. van der Steege.Verschil der tijdrekening bij de Aziatische volken en der/elver vergelijking, voor de jaren 1779 en 1780 door J. C. M. Radermacher.Begin van eene Javaansche historie, genaamd Sadjara Rad ja Djawa, door J. van Iperen.Verhandeling over den tegenwoordigen staat van den landbouw door J. Hooyman: suikerkultuur.Eenige waarnemingen over de nuttigheid van liet verbeteren onzer llollandsche zeekaarten naar de Engelsche en ï'ransche door J. van Iperen.Beschrijving van liet eiland Timor door mr. W. van Hogendorn.
Bij acte (sarakata) voorzien van het negenvoudige zegel 'tjab sikoereuëng) dd. 8 Redjab van het Mohammedaansche jaar 1269 (24 April 1853) werd door den toenmaligen Soeltan van Atjeh, Alaoedin Mausoer Sjah, als erfelijk Oelèëbalang van Pidië erkend Teukoe Radja Pakéh DawAt.Oorspronkelijk bestond het gebied slechts uit een gedeelte van de tegenwoordige moekim Pidië. Door recht van verovering breidde dat gebied zich uit met de moekims Langgb en Banggalaug, Lhong en Oetoeë, en de V rnoekims Kale en Laweuëng, die vroeger onder zelfstandige hoofden stonden.
Een voorname reden, waarom het Instituut niet altijd even gelukkig werkte, scheen te zijn, dat de kennis, die ontegenzeggelijk bij vele leden van het Instituut wordt gevonden, niet was vereenigd in brandpunten, en dat de hier en daar verspreide vonken door verschillende redenen werden teruggehouden om warmte gevende vlammen te vormen. Deze bezwaren op te heffen of ze ten minste zoo veel mogelyk te verhelpen, scheen het Bestuur nuttig, zelfs noodzakelijk toe. Het denkbeeld om afdeelingen te stichten, waaraan de leden van het Instituut ieder naar neiging en smaak, zich zouden kunnen aansluiten, zou, naar de verwachting van het Bestuur, daartoe kunnen medewerken. Naar aanleiding van art. 19 van ons reglement, kwam het Bestuur, in zijne vergadering van den 19 Julij 1862, mitsdien tot het besluit: «Er worden te zamengesteld afdeelingen van het Instituut, bestaande uit leden van het Bestuur en uit gewone leden. Drie van deze afdeelingen houden zich bezig met de taal-en letterkunde , met de land en volkenkunde (geographie, ethnographie en statistiek) en met de geschiedenis en oudheidkunde van Nederlandsch Oost-lndië. Een vierde afdeeling is gewijjd aan vermeerdering van kennis der Nederlandsche Koloniën en bezittingen in West-Indië en op de kust van Guinea.» Voor deze afdeelingen z\jn daarna vastgesteld de Bepalingen, welke hier volgen.
scite is a Brooklyn-based organization that helps researchers better discover and understand research articles through Smart Citations–citations that display the context of the citation and describe whether the article provides supporting or contrasting evidence. scite is used by students and researchers from around the world and is funded in part by the National Science Foundation and the National Institute on Drug Abuse of the National Institutes of Health.