In het vorige jubileumnummer schreven we dat de bekendheid van herstelrecht als theoretisch en sociaal-ethisch kompas nog altijd te wensen overlaat. Tegelijkertijd constateerden we dat er onder nieuwe lichtingen academici en professionals behoefte blijft bestaan om nader kennis te maken met herstelrecht, zijn methoden en de effectiviteit ervan en om kritische vragen te stellen bij het strafrechtelijke systeem (Blad & Van Stokkom, 2015). Het herstelrecht blijft dus aantrekkingskracht uitoefenen, vooral de kerngedachte dat recht kan worden gedaan aan de direct betrokkenen, en wel op een voor hen herkenbare en door hen gedragen manier. Het gaat om de leefwereld van het slachtoffer en de dader, hun belangen en behoeften, hun verlangen betekenis en zin te geven aan wat er is gebeurd, samen met naasten en andere belanghebbenden en om de effecten ervan in termen van onder meer genoegdoening en zelfherstel (Blad, 2010).