Samenvatting Doel: Weergave van de oorspronkelijke omschrijvingen van de gebruikelijke orthopedische onderzoekshandelingen voor de knie en het vervolgens nalopen van de literatuur om de wetenschappelijke validiteit van deze tests na te gaan.Gegevensbronnen: Er werd gezocht in MEDLINE (1970MEDLINE ( -2000 e´n er werden diverse leerboeken doorgenomen die fysieke tests voor de knie beschreven. Daarna werd nagegaan of er nog verwijzingen in stonden en waar mogelijk werden deze vervolgens vergeleken met de oorspronkelijke omschrijvingen van deze tests.Studieselectie: Alle artikelen waarin de sensitiviteit en specificiteit van de fysieke onderzoekshandelingen ter sprake kwamen werden doorgenomen. Deze informatie werd gecontroleerd op nauwkeurigheid en vervolgens samengevat.Gegevensverwerving: Gebruikmakend van de benamingen van de testhandeling, het geteste gewricht en de term 'fysiek onderzoek' werd veelvuldig in MEDLINE en geschriften gezocht. Elk artikel dat deze informatie bevatte werd nagelopen totdat het artikel was gevonden dat de oorspronkelijke omschrijving weergaf. Artikelen die op dat oorspronkelijke artikel teruggrepen werden gecontroleerd op informatie over de sensitiviteit en specificiteit van de test.Gegevenscompilatie: De literatuur waarin de sensitiviteit en specificiteit van de tests wordt beoordeeld is in tekst-en tabelvorm samengevat. De Lachman-test blijkt zeer sensitief en specifiek te zijn voor het opsporen van voorste-kruisbandlaesies. Voor laesies van de achterste kruisband is de achterste schuifladetest zeer sensitief en specifiek. De diagnostische waarde kan worden vergroot met behulp van andere tests, zoals het posterior sag sign. Voor meniscusscheuren is de McMurray-test zeer specifiek, maar de sensitiviteit ervan is laag, terwijl drukpijnlijkheid van de gewrichtsspleet een redelijk goede sensitiviteit heeft, maar geen goede specificiteit. Hoewel de tests van de collateraalbanden sensitief en specifiek schijnen te zijn, ontbreken goed opgezette studies die de sensitiviteit en specificiteit van deze tests bevestigen. De gebruikelijke tests voor patellofemorale pijn en patellaire instabiliteit zijn onvoldoende sensitief indien men ze correleert aan de pathologische en operatieve bevindingen.Conclusies: Van de meeste fysieke onderzoekstests kon een oorspronkelijke omschrijving worden teruggevonden, terwijl de informatie over sensitiviteit en specificiteit alsook andere informatie met betrekking tot de validiteit van deze tests in de klinische praktijk wisselend was. Om tot standaardisatie te komen hoe fysiek onderzoek wordt uitgevoerd en vergeleken, moeten de tests volgens de oorspronkelijke omschrijving of algemeen geaccepteerde maatstaven worden uitgevoerd. Daarnaast moet de betekenis van een bevinding uit het fysiek onderzoek goed worden begrepen om zeker te zijn dat patie¨nten met knieklachten accuraat worden gediagnosticeerd en goed worden behandeld.Klachten van het houdings-en bewegingsapparaat (HBA) behoren tot de meest voorkomende redenen voor patie¨nten om een arts bezoeken. Helaas ...