Samenvatting Uitgaande van het psychosomatisch gezinsmodel is onderzocht of gezinnen met een astmatisch kind zich onderscheiden van controle-gezinnen en andere, klinische gezinnen op de opvoedingsattitudes van de ouders, de relatie van de ouders en de gezinskenmerken cohesie en adaptatie. De gezinnen met een astmatisch kind (veertig in totaal) bleken met uitzondering van een hogere overbetrokkenheid voor de astmagroep, vergelijkbaar met de controlegroepen en in het algemeen in positieve zin af te wijken van de klinische groepen. Percentagegewijs vertoonden de gezinsleden uit de astmagroep de hoogste scores op cohesie (kluwen) en adaptatie (rigiditeit). Binnen de astmagroep bleek dit echter vooral te gelden voor de gezinnen met een kind met een beheersbaar astma (twintig in totaal). De ouders uit deze gezinnen vertoonden ook een groter interactioneel probleemoplossend vermogen dan de ouders uit de normgroep en de ouders uit de eveneens twintig gezinnen met een kind met een niet beheersbaar astma. Op basis van de gevonden resultaten wordt geconcludeerd dat een grote mate van betrokkenheid van gezinsleden en een gestructureerde aanpassing als positief gezien kunnen worden voor het welzijn van een (chronisch) ziek kind. De resultaten zijn in tegenspraak met de aanname dat psychosomatische ziekten als astma een gevolg zijn van een dysfunctioneel gezinsfunctioneren en een functie hebben voor het handhaven van het gezinsevenwicht.
InleidingVan oudsher wordt aangenomen dat psychische invloeden van belang zijn bij de etiologie en de ontwikkeling van astma. In het verleden werden de persoonlijkheid van de moeder, een enkele keer ook die van de vader, de moeder-kind-interactie en de persoonlijkheid van het kind als oorzaken van astma gezien. Onderzoeken hiernaar bleken tegenstrijdige resultaten op te leveren en gaven geen aanleiding te geloven in een 'astmatogene moeder' of 'psychosomatische astmatische predispositie van het kind'.Van recenter datum is de theorie volgens welke het zogenaamde 'psychosomatische gezin' verantwoordelijk zou zijn voor deze ziekte. Volgens Minuchin et al. (1975) is de ontwikkeling van psychosomatische ziekte in een kind afhankelijk van (1) een speciaal type gezinsorganisatie en gezinsfunctioneren, (2) het betrokken zijn van een kind in een ouderlijk conflict en (3) fysiologische kwetsbaarheid. Op grond van interviews en observaties binnen therapiezittingen onderscheiden deze auteurs vier gezinstypen, die karakteristiek zouden zijn voor het psychosomatische gezin. Deze zijn het gezinskluwen, het overbeschermende gezin, het starre gezin en het gezin waar oplossingen voor conflicten ontbreken.Een gezinskluwen wordt gekenmerkt door een hoge mate van onderlinge betrokkenheid. De autonomie van het individu wordt sterk ingeperkt door het gezinssysteem. Als tegenhanger van het 'kluwen' geldt 'los zand'. Bij overbescherming zijn de leden te bezorgd over elkaars welzijn. Beschermende reacties worden voortdurend gevraagd en gegeven. Rigiditeit is het sterk gericht zijn op het handhaven van de status quo. Ri...