Incidence and predictors of readmission within 30 days of transurethral resection of the prostate: a single center European experience

Abstract

Hospital readmission rates have been analyzed due to their contribution to increasing medical costs. Little is known about readmission rates after urological procedures. We aimed to assess the incidence and predictors of 30-day readmission after discharge in patients treated with transurethral resection of the prostate (TURP). Data from 160 consecutive patients who underwent TURP from January 2015 to December 2016 were analysed. Intra hospitalization characteristics included length of stay (LOS), catheterization time (CT) and complications. Comorbidities were scored with the Charlson Comorbidity Index (CCI). Mean (SD) age was 70.1 (8.1) yrs and mean prostate volume was 80 (20.1) ml. Mean LOS and CT were 4.9 (2.5) days and 3.3 (1.6) days, respectively. The overall 30-day readmission rate was 14.4%, but only 7 (4.4%) patients required hospitalization. The most frequent reasons for readmission were haematuria (6.8%), fever/urinary tract infections (4.3%) and acute urinary retention (3.1%). Multivariable logistic regression analysis revealed age, CCI and CT to be independent predictors of readmission. However, when analysed according to age at the time of surgery, a beneficial effect from longer CT was observed only for patients older than 75 years. These parameters should be taken in account at the time of discharge after TURP.

Preoperative (direct) oral anticoagulants and secondary hemorrhage after TURP

“…Bij 15 % van de patiënten ontstond na de TURP een secundaire bloeding. Dit percentage is nagenoeg gelijk aan het percentage van 14 % dat Palmisano et al [10] en het percentage van 16 % dat Yee et al [8] hebben gevonden voor nabloedingen, maar iets hoger dan het percentage van 11 % dat Descazeaud et al [9] hebben gerapporteerd.…”

“…Verder ontstond een secundaire bloeding vaker bij patiënten die DOAC gebruikten (53 %) dan bij patiënten die TAR (20 %) of VKA (21 %) gebruikten. Een groter risico op een secundaire bloeding na een TURP bij preoperatief gebruik van OAC is ook in eerder onderzoek gevonden [9,10]. Descazeaud et al [9] rapporteerden een nabloeding bij 15 % van de patiënten met OAC en bij 8 % van de patiënten zonder OAC.…”

“…Descazeaud et al [9] rapporteerden een nabloeding bij 15 % van de patiënten met OAC en bij 8 % van de patiënten zonder OAC. Palmisano et al [10] meldden een nabloeding waarvoor een ziekenhuisbezoek nodig was bij 17 % van de patiënten met OAC en bij 4 % van de patiënten zonder OAC. Bij Descazaud et al betrof de OAC echter geen DOAC en bij Palmisano et al was de OAC niet gespecificeerd.…”

“…5 % van de patiënten werd na de TURP opnieuw in het ziekenhuis opgenomen vanwege een secundaire bloeding. Dit percentage ligt dicht bij de 4 % heropnamen in het onderzoek van Palmisano et al [10]. In het huidige onderzoek verschilde het percentage heropnamen vanwege een secundaire bloeding niet significant tussen patiënten die wel preoperatief OAC gebruikten (7 %) en patiënten die dat niet deden (3 %) en ook niet significant tussen patiënten die DOAC gebruikten (24 %) en patiënten die TAR (6 %) of VKA (5 %) gebruikten.…”

“…Preoperatief gebruik van orale anticoagulantia (OAC) lijkt het risico op een bloeding na een TURP te vergroten [7,9,10] en het vermoeden bestaat dat dit specifiek geldt voor de in 2008 geïntroduceerde directwerkende OAC (DOAC). Al jaren worden maatregelen genomen om het risico op bloedingen na een TURP te minimaliseren, waaronder het tijdelijk preoperatief stoppen van OAC [11,12].…”