PURPOSE. We characterized electrically elicited visual evoked potentials (eVEPs) in Argus II retinal implant wearers.METHODS. eVEPs were recorded in four subjects, and analyzed by determining amplitude and latency of the first two positive peaks (P 1 and P 2 ). Subjects provided subjective feedback by rating the brightness and size of the phosphenes. We established eVEP input-output relationships, eVEP variability between and within subjects, the effect of stimulating different areas of the retina, and the maximal pulse rate to record eVEPs reliably.RESULTS. eVEP waveforms had low signal-to-noise ratios, requiring long recording times and substantial signal processing. Waveforms varied between subjects, but showed good reproducibility and consistent parameter dependence within subjects. P 2 amplitude overall was the most robust outcome measure and proved an accurate indicator of subjective threshold. Peak latencies showed small within-subject variability, yet their correlation with stimulus level and subjective rating were more variable than that of peak amplitudes. Pulse rates of up to 2 / 3 Hz resulted in reliable eVEP recordings. Perceived phosphene brightness declined over time, as reflected in P 1 amplitude, but not in P 2 amplitude or peak latencies. Stimulating-electrode location significantly affected P 1 and P 2 amplitude and latency, but not subjective percepts.CONCLUSIONS. While recording times and signal processing are more demanding than for standard visually evoked potential (VEP) recordings, the eVEP has proven to be a reliable tool to verify retinal implant functionality. eVEPs correlated with various stimulus parameters and with perceptual ratings. In view of these findings, eVEPs may become an important tool in functional investigations of retinal prostheses. (ClinicalTrials.gov number NCT00407602.) KEYWORDS: retinal implant, visual evoked potential, visual prosthesis, psychophysics DOEL. Karakterisering van elektrisch opgeroepen visueel opgewekte potentialen (eVEPs) in Argus II retina prothese gebruikers.METHODES. eVEP golfvormen werden in vier proefpersonen gemeten. De amplitude en latentie van de eerste twee positieve pieken (P 1 en P 2 ) werd gecorreleerd met stimulusnivo en subjectief percept. eVEP variabiliteit tussen en binnen subjecten werd bepaald, alswel de maximale pulsrepetitiesnelheid waarmee betrouwbaar eVEPs opgenomen konden worden. De proefpersonen gaven een indicatie van hun subjectieve percept door de helderheid en grootte van de fosfenen te schatten.RESULTATEN. eVEP golfvormen hadden een lage signaal-ruis verhouding, wat lange opnametijden en intensieve signaalbewerking nodig maakte. Golfvormen varieerden tussen proefpersonen, maar binnen proefpersonen waren ze goed reproduceerbaar. Pieklatenties hadden een lage variabiliteit binnen een proefpersoon, maar desondanks waren de correlaties met stimulusnivo en subjectief percept ondergeschikt aan die van piekamplitude. P 2 amplitude was de meest betrouwbare uitkomstmaat en een goede schatter van de perceptieve drempel. Pulsrepeti...